Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be
Van toepassing voor
  • Burgers
  • Academische wereld

Inhoudstafel

Afwijkingen van het principe van de éénjarigheid

1. Begrotingskredieten mogen aangewend worden vóór 1 januari van het jaar waarvoor ze zijn toegekend, voor zover ze betrekking hebben op prestaties die onontbeerlijk zijn vanaf de eerste dagen van het jaar. De termijnen om de voorafgaande administratieve formaliteiten te vervullen noodzaken ertoe kredieten vast te leggen vóór het begin van het begrotingsjaar.

Niettemin is deze afwijking onderworpen aan een dubbele beperking:

  • De uitgaven die mogen worden vastgelegd vóór het begin van het begrotingsjaar, mogen één derde van de goedgekeurde kredieten voor gelijkaardige uitgaven op het lopende jaar niet overschrijden
  • De vastleggingen mogen enkel slaan op uitgaven waartoe machtiging is gegeven in de begroting van het lopende begrotingsjaar.

Ook moet vermeden worden over kredieten te beschikken van het volgende jaar voor uitgaven die in werkelijkheid slaan op het lopende jaar. Daartoe wordt in de vastleggingsakten bepaald dat de uitvoering ervan niet kan gebeuren vóór de opening van het begrotingsjaar.

2. Een tweede afwijking wordt voorzien door artikel 19 (van de wet van 22 mei 2003) waarin het algemeen stelsel van de vastleggingskredieten en de vereffeningskredieten wordt gedefinieerd.

Concreet bepaalt het vastleggingskrediet het bedrag van de verbintenissen die mogen worden aangegaan gedurende het begrotingsjaar, terwijl het vereffeningskrediet van een jaar het mogelijk maakt uitgaven te vereffenen voor verbintenissen ontstaan zowel in de loop van het begrotingsjaar als tijdens de voorgaande jaren. Deze afwijking kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor renovatiewerken aan gebouwen die langer duren dan één begrotingsjaar.

3. De techniek van de begrotingsfondsen biedt de mogelijkheid om kredieten die nog beschikbaar zijn op het einde van het begrotingsjaar over te dragen naar het volgende jaar.

4. De mogelijkheid om voor een beperkte periode (van vier maanden) gebruik te maken van voorlopige kredieten als de algemene uitgavenbegroting niet goedgekeurd raakt vóór het begin van het begrotingsjaar. 

Afwijkingen van het specialiteitsprincipe

1. De variabele kredieten van de organieke fondsen verschillen in functie van de eraan toegewezen ontvangsten. Daardoor wijken ze af van het kwantitatieve aspect van het specialiteitsprincipe.

2. De herverdelingen van de basisallocaties binnen en tussen de programma's vormen eveneens een afwijking, zowel van het kwalitatieve aspect als van het kwantitatieve aspect van het specialiteitsprincipe.

3. Een beraadslaging door de ministerraad kan in sommige strikt afgebakende omstandigheden machtiging verlenen voor uitgaven boven de limiet van de begrotingskredieten, of om bij gebrek aan kredieten, er nieuwe te openen. 

4. De aanwending van provisionele kredieten die in de begroting voorzien worden om voorzienbare bijkomende uitgaven te dekken, maar waarvan het precieze bedrag afhangt van onzekere evoluties en waarvan de juiste verdeling over de diverse departementen nog niet kan gebeuren. Deze kredieten worden vervolgens bij koninklijk besluit verdeeld over de gepaste begrotingsprogramma’s.

Voor gerechtskosten is het bijvoorbeeld onmogelijk om het exacte bedrag te voorzien. De Federale Staat kan wel of niet schuldig bevonden worden, het is niet geweten welk departement veroordeeld zal worden, en het is niet geweten hoe hoog de procedurekosten en de schadevergoedingen zullen oplopen.

5. De mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden niet-limitatieve kredieten te voorzien voor sommige administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie die uitgaven kunnen hebben die afhangen van hun activiteitenniveau, of voor administratieve openbare instellingen, mits akkoord van de bevoegde minister en van de minister van Begroting.

Afwijkingen van het eenheidsprincipe

De wet voorziet een begrotingscontrole in het eerste trimester, maar het komt vaak voor dat nieuwe elementen leiden tot een aanpassingsblad van de Rijksmiddelenbegroting en/of van de Algemene uitgavenbegroting. Die aanpassingsbladen worden eveneens ter goedkeuring voorgelegd aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

In de praktijk kunnen er in de loop van het begrotingsjaar nog andere aanpassingsbladen ingediend worden. De aanpassingsbladen vormen in zekere zin een verbreking van de eenheid van begroting.

De administratieve openbare instellingen met beheersautonomie en de gelijkgestelde instellingen en de openbare instellingen van sociale zekerheid hebben hun eigen begroting die niet opgenomen is in de begrotingswet. Dit wordt beschouwd als een andere afwijking van het eenheidsprincipe.

Afwijkingen van het universaliteitsprincipe

De minister van Financiën is gemachtigd om terugbetalings- en toewijzingsfondsen te openen. Deze fondsen worden gespijsd met ontvangsten die echter niet als dusdanig zullen worden geboekt in de middelenbegroting en kunnen rechtstreeks dienen om ten onrechte geïnde sommen terug te betalen of om sommige bedragen toe te wijzen aan andere overheden.

De wetgever kan ook voor de duur van het begrotingsjaar afwijkingen toestaan van de begrotingswetgeving. Dit gebeurt aan de hand van specifieke bepalingen in het wetsontwerp van een begroting.

De administratieve openbare instellingen met beheersautonomie en de gelijkgestelde instellingen en de openbare instellingen van sociale zekerheid hebben hun eigen begroting die niet opgenomen is in de begrotingswet. Het feit dat deze niet zijn opgenomen, vormt eveneens een afwijking op het universaliteitsprincipe.

Afwijkingen van het principe van niet-toewijzing van de ontvangsten

1. De oprichting van begrotingsfondsen door middel van een organieke wet biedt de mogelijkheid om specifieke ontvangsten toe te wijzen aan uitgaven waarvan de wet het onderwerp bepaalt.

2. De mogelijkheid om terugbetalings- en toewijzingsfondsen te openen. De eerste zijn bedoeld om ten onrechte geïnde belastingen en ermee verbonden verwijlintresten terug te betalen. De tweede zijn bedoeld om belastingen en heffingen geïnd door de federale overheid te storten aan andere overheden zoals de gemeenschappen, de gewesten en internationale instellingen.